Search
Search

Gerard Huttenhuis

Een van de mooiste foto’s die Gerard Huttenhuis meebrengt stamt uit zijn tijd bij de motorbrigade van de politie in Enschede. Als lid van het stuntteam staat hij tijdens een demonstratie in de ijshal achterop de motor bij een collega en op zijn schouders torst hij een andere collega. De motor draait zijn rondjes voor een enthousiast publiek. Gerard heeft nog een welige haardos. Op een andere zwart-wit foto rijdt Gerard op zijn politiemotor op de Boulevard in Enschede.
Zuid-Berghuizenaar Gerard Huttenhuis vertelt in deze rubriek over zijn leven. 

Stunten met de motorbrigade en aan kop bij het klootschieten

Diender die veel meer deed dan de politie 

‘We hadden in die tijd bij de motorpolitie nog van die witte ijscojasjes aan. Heel wat anders dan nu met de veiligheidskleding, waar motoragenten tegenwoordig over beschikken’. Gerard Huttenhuis (74) is een geboren en getogen Zuid-Berghuizenaar. Opgegroeid in een harmonieus echt Twents gezin aan de Lossersestraat, waar vader Toon een kleermakerij runde tegenover de houtzagerij. Later kwam de winkel en werd het een in de regio bekende modezaak. Zelf woont hij met zijn vrouw Diny in een mooi huis met ruime tuin en plek voor dieren aan de weg naar Losser. Het heet daar al Oldenzaalsestraat en het valt formeel onder De Lutte. Het is net achter het vroegere Gat van Slebos, naast de plek waar het voormalige veld van de voetbalvereniging Berghuizen was. Een eind achter zijn huis ligt de autosnelweg A1.
Zuid-Berghuizenaar Gerard Huttenhuis vertelt in deze rubriek over zijn leven. 
Gerard Huttenhuis surveilleert op de motor op de Boulevard in Enschede.
Veertig jaar diende Gerard bij de politie. Dertig jaar in Enschede en de laatste tien jaar als afdelingschef van de afdeling Hengelo Centrum Zuid, met tachtig man onder zich. Begonnen als straatagent na zijn opleiding aan de politieschool in Lochem verliet hij de politie in 2004 in de rang van hoofdinspecteur. Het gesprek zou eigenlijk gaan over zijn voorliefde voor het Twentse dialect. Dat koestert hij. ‘Speciaal de streektaal die we in Berghuizen spreken moeten we zien te bewaren.’ Maar dat dialect komt zo. Bijna vanzelfsprekend praat je met iemand die vier decennia bij de politie werkte over zijn vak. Want dat bepaalde toch het grootste deel van zijn leven.
 
Zeker zijn tijd in Enschede was boeiend en bracht vaak de nodige spanning met zich mee. Als chef van het bureau binnenstad kreeg Gerard onder meer te maken met supportersgeweld. Een artikel in Tubantia vertelt er van alles over. ‘FC Bayern München speelde in Enschede tegen FC Twente. We vreesden escalaties en vingen de supporters van Twente op in de toenmalige discotheek ’t Circus. Compleet met housemuziek en stripteaseshow. Afgezien van een paar schermutselingen gebeurde er die dag hoegenaamd niets. Maar toen ik de volgende dag de foto van een blote vrouw in de krant zag schrok ik wel even en dacht: ‘Heb ik daaraan meegewerkt?’
 
Die actie leek heel progressief. Zeker in die tijd. Maar Gerard was in wezen een politieman van, toch wel een beetje, de oude stempel. ‘Ik hechtte waarde aan uitstraling. Het politiepak en de pet vertegenwoordigen het uitstralend gezag. Vanaf het begin heb ik gezegd: ‘Wij gaan in uniform het café in. En we halen in uniform winkeldieven op. Werkt misschien ook nog preventief. De horeca vond het niet altijd even leuk. Want geen enkele kroegbaas heeft graag politie in zijn zaak.’ De binnenstad van Enschede, dat ging jaren hand in hand met een niet te beste naam. Voetbalrellen, studentenstad, zakkenrollers op de markt, de straathandel in drugs, coffeeshops en niet zelden werden wapens gedragen in het uitgaansleven. Gerard: ‘Bij een inval in een café vonden we eens een pistool in de spoelbak.’
 
Wat dat betreft was Hengelo wat rustiger. Gerard werd daar in wezen een beetje manager. ‘Je voerde heel veel gesprekken met je mensen. Ook boeiend, maar anders dan de grootschalige optredens die ik in Enschede had meegemaakt.’ Dan toch even naar het Twents, de taal waarvan hij zich hij bij voorkeur – ‘wel op de juiste plaats en het juiste moment’ – bedient. Hoe ging dat bij de politie? ‘Ach’, vertelt hij, ‘je had wel veel collega’s die ook uit de gewone burgerij kwamen. Daar sprak je in de wandelgangen wel Twents mee. Maar als je bijvoorbeeld optrad als hulpofficier van justitie deed ik het altijd officieel. In het pak, de pet op en keurig in het Nederlands. Het Twents kon je wel eens van nut zijn als twee partijen tegenover elkaar stonden en elkaar beschuldigden na bijvoorbeeld een ongeval. Als je hen dan toesprak in hun eigen dialect, wilde dat wel eens de escalerend werken.’
Politiechef Huttenhuis spreekt bij zijn afscheid in 2004. De bijeenkomst was, hoe kan het anders, in zaal Kothman in Zuid-Berghuizen.
Terwijl hij nog meer foto’s laat zien vertelt hij over zijn jeugd. Het ondernemersgezin met vier broers en twee zussen. Zijn broertje Janneman verongelukte voor zijn ogen bij het oversteken van de Lossersestraat. ‘Ik was toen zelf zeven jaar. Een ingrijpende gebeurtenis, die ik echter, zoals ik bij zware voorvallen altijd heb geprobeerd, een plek heb kunnen geven. Dat moet ook. Het is geen trauma geworden.’
 
Thuis werd overwegend Twents gesproken. Het was er vaak een zoete inval, zeker toen de winkel werd bijgebouwd en Huttenhuis onder meer bekend werd om de complete kostuums. Ook op de H. Hartschool, de Boerenschool die hij bezocht in Zuid-Berghuizen, spraken de jongens veelal Twents onder elkaar. ‘Gerard Boerrigter, een van de onderwijzers, wilde nog wel eens uithalen in het Twents als hij kwaad was.’
 
Waarom koestert hij het dialect zo? Gerard maakte zich er zelfs sterk voor als bestuurslid en voorzitter van de dialectgroep van de historische vereniging De Dee Marken in De Lutte. ‘Het is onze taal,die vertrouwd voelt. De taal van onze oale groond, waarmee je in enkele woorden soms meer kunt zeggen dan in de langste zinnen algemeen beschaafd Nederlands. Het dialect verbindt, maakt een gesprek onder ons hier vaak gemakkelijker.’
 
‘Maar’, vult hij aan, ‘hoe kan het ook anders als je bent opgegroeid in een uitgebreide familie als de onze, waar op bijeenkomsten, feestjes, partijen maar ook bij minder feestelijke gebeurtenissen, iedereen Twents spreekt.’ Het brengt hem op de boerderij in de nu afgesneden bocht in de weg van Oldenzaal naar Losser, waar zijn vader opgroeide. Gerard was er veel en vaak, toen zijn oom Bernard de boerderij had overgenomen. De bijnaam van de familie Huttenhuis is nog altijd de Pow; Toon van de Pow, Bernard van de Pow, Gerard van de Pow, Hannes van de Pow. Vijftig, zestig jaar geleden wisten de mensen hier bijna niet anders. Gerard werd bij zijn komst aan de Oldenzaalsestraat door sommige buren nog Gerrad van Pow’n Toon genoemd. Het trammetje van Oldenzaal naar Losser v.v. kwam er langs, er werd tol geheven bij ’n Tol en er was een echt boerencaféetje met Verlof A. ‘Ik ben altijd gek geweest met dieren. Was dus veel op de boerderij, hielp met van alles: melken met de hand, hooien, het voeren van het vee, het tuffellaand anbouw’n, prachtig werk. Op de boerderij voelde ik me heel erg thuis.’
 
Maar hij werd geen boer maar politieman. Bouwde met zijn vrouw Diny Mensink uit De Lutte eerst aan zijn gezin vanaf 1972 in een mooi huis aan de Potskampstraat. Maar toen zich tien jaar later de kans aandiende een grote woning te bouwen op een ruim stuk grond van een oom en tante van Diny grepen ze die kans met beide handen aan. ‘We hebben voor die tante bijgebouwd. Een aannemer zorgde voor de ruwbouw. Als familie hebben we ons huis zelf helemaal afgebouwd.’
 
Het huis werd een plek om de rust op te zoeken na een hectische dienst. De plek waar kinderen en kleinkinderen nog steeds vaak komen om te genieten van hun opa en oma, de tuin en de dieren. Gerard heeft nog steeds kippen en geiten. Enthousiast vertelt hij over de tijd waarin hij twee prachtige Friese volbloedpaarden hield. Komt met een foto op de proppen waarin hij op de bok van een fraaie koets zit met de bekende menner Toon Mentink. ‘Zo heb ik met mijn eigen paarden en een mooie koets in 2004 mijn dochter Anneke en schoonzoon naar hun burgerlijk en kerkelijk huwelijk gebracht. Helemaal in stijl, een prachtige gebeurtenis om nooit te vergeten.’
Paardenliefhebber Gerard Huttenhuis.
Samen met menner Toon Mentink op de bok van de trouwkoets om met zijn eigen Friezen dochter Anneke en haar toekomstige man naar het burgerlijk en kerkelijk huwelijk te brengen. 
Zo hebben we in ons gesprek steeds mooie bruggetjes. Gerard is een familiemens die traditionele waarden maar ook diepgewortelde gezelligheid en sfeer op waarde weet te schatten. ‘Op feestjes werd bij ons vroeger al altijd gezongen. Zowel aan de kant van Huttenhuis als aan de Engberskant, waar mijn moeder van was. Ik ben nu nog lid van de accordeonvereniging De Vrolijke Tukkers. Wij treden regelmatig op in verzorgingshuizen en daar zing ik dan twee liedjes over ‘mien oaldershoes.’ Met onze kinderen en alle kleinkinderen zijn we twee jaar geleden op vakantie geweest in Portugal. Opgeteld met alles wat erbij hoort ruim 20 man. Ik ga dan niet in een hotel zitten met al die kinderen. Nee, er was een mooi groot huis geregeld, compleet met keuken waar we zelf ons eten konden bereiden. Dit jaar zouden we weer gaan, maar door de Coronacrisis is het afgeblazen.’
Gerard is lid van de accordeonvereniging De Vrolijk Tukkers, waar hij ook zingt. Zoals liedjes over zijn ‘oaldershoes.’ 
Mooi moet dat zijn, zo met al die Huttenhuisjes met alles wat er in de directe familie bij hoort, op stap te zijn. Liefst 53 jaar trok Gerard er op Nieuwjaarsdag op de fiets op uit met zijn broers, neven en één zwager, onder de noemer ‘Völ heil en zeeg’n.’ ‘Helaas’, vertelt hij met een hoorbare zucht, ‘dit jaar bleven we voor het eerst thuis. Mijn broer Bertus is overleden en drie anderen van onze groep kampen met ziekte. Het ging niet meer. Zo komt aan vele mooie dingen een eind.’
Liefst 53 jaar trokken ze er samen op de fiets op uit, tot het begin dit jaar niet langer meer ging. 
Familie, dialect, oude waarden, het brengt hem bijna vanzelf op twee andere zaken die hem dierbaar zijn. Neem de klootschietsport. Veertig jaar was hij voorzitter van Ons Genoegen, de club die tegenwoordig de baan heeft tussen Elsmorsweg en Eektestraat. De kloot en het luide aanmoedigende geroep van klootschieters en aanhang zondagmorgen op de baan zijn hem vertrouwd. Afscheid nam hij toen zijn club in 2014 het honderdjarig bestaan vierde. Hij heeft altijd iets in zich gehad, zo vertelt Gerard, van dienstbaar willen zijn. Zo was hij niet alleen voorzitter van de klootschieters maar ook nam hij – en dan raakt hij een voor hem tweede belangrijke punt – in een cruciale tijd het voorzitterschap van de locatieraad van de geloofsgemeenschap Mariakerk op zich. In die hoedanigheid werd hij afgevaardigd in het overkoepelende parochiebestuur van de H. Plechelmus. Hij heeft het van zich af kunnen schudden, maar kon zich toen eigenlijk niet neerleggen bij de plannen om de Mariakerk te sluiten. ‘Toen me duidelijk werd dat ze daar op uit waren, heb ik gezegd: ‘Ik ga mijn achterban inlichten. Dit houd ik niet langer voor me. Toen ik vanaf het altaar in onze eigen parochiekerk had uitgelegd hoe het zat heb ik me teruggetrokken. Want in zo’n overkoepelend parochiebestuur wilde ik niet langer functioneren.’ Maar ook dit gaf hij een plaatsje. ‘Ik koester geen haatgevoelens. Hoewel ik tijdens die uitleg in de kerk wel even loodrecht tegen over de pastoor kwam te staan. Maar later kon ik het wel weer met hem vinden.’
 
Nog heel even komen we weer op de Twentse taal. Zijn eigen kinderen verstaan het best, maar spreken het doorgaans niet. En zijn kleinkinderen al helemaal niet. Maar daar wordt door opa Huttenhuis wel iets aan gedaan. Gerard kreeg van een van zijn kinderen het door cabaretier Herman Finkers in het Twents vertaalde Brunaboekje ‘Nijntje döt fietsen’. ‘Dat pak ik er wel eens bij om de kleinkinderen iets van onze mooie Twentse taal te leren’.
 
 ‘At ik later groot bin, har Nijntje zich bedach, dan goa’k ne stukske fietsen, ik hop at dat dan mag.’
Overigens: Gerard wil van de spelling ‘fietsen’ op zijn Twents niks horen. ‘Nee, dat heeft niet mijn voorkeur. Het is de spelling van de Kreenk vuur de Twentse sproake. Maar zeker wij hier in Berghuizen slikken de laatste lettergreep in. Fietsen moet dus fiets’n zijn.’ Opa heeft gesproken. Zo is het!
 
Hieronder de tekst van het door Gerard gezongen lied. Hij begeleidt zich op zijn eigen 120 bas accordeon. De melodie is van het bekende Wo die Nordseewellen (Friesenlied).
 
Mien Oaldershoes
 
Woa’j as keend het earste leavenslecht hebt zeen,
Gen verdreet hebt keand en altied ’t zunneke scheen,
En op tied en plaats kree’j ne boot’ram op de voest,
Joo daar ha’j geen zoargen, in dat Oaldershoes!
Hoo d’r al dee tied veur oe is kleaid en doan,
Dat he’j in dee joaren nooit zoa good verstoan.
Um kapotte boksen, um ne smear’ge bloes,
Ha’j niks geen zoargen, in dat Oaldershoes!
A’j veur ’t earst es stillekes ne verkearing hadden,
Greep de moor oe in de kökken bie de kladden.
Mear as zee oe vreug, dan ha’j a gauw ne smoes,
Dat warr’n de eerste stappen, oet oen Oaldershoes!
Dee der trouwd bint en op eigen been mot stoan, 
Dee kunt oe vertellen hoe ´t oe zal vergoan.
Könt ´t nooit vergetten en zeejt vast verroest:
´k mot nog altied deanken an mien Oaldershoes!
 
Klik op onderstaande link voor het nummer Wo die Nordseewellen (Friesenlied) van Addy Kleijngeld op zijn wonderaccordeon.
 
https://www.youtube.com/watch?reload=9&v=3-6D0iwaTtI
 

Tekst: Felix Nijland. Foto’s: Felix Nijland en Gerard Huttenhuis.